DE NEDERLANDSE MIEREN nlmieren.nl
HOME- SITEMAP
MAAIEN
 

 

Jaar in jaar uit machinaal maaien is niet altijd bevorderlijk voor de mierenstand. Door de lange maaibalk bij het machinaal maaien worden kleine verhogingen in het terrein zoals molshopen en molshoopvormige zandige mierennesten afgevlakt en graszoden stukgetrokken. Er ontstaat daardoor een relatief groot oppervlak losgewoelde aarde. Dit is voor de meeste mierensoorten een bedreigende situatie. Hier en daar zal dit tot herstel leiden, doch als dit jaar in jaar uit weer gebeurt, verdwijnt het grootste deel van de mierensoorten. De wegmier Lasius niger en de gewone steekmier Myrmica rubra profiteren hiervan.

Het gewicht van het gebruikte maaimaterieel klinkt de bodem in. In vochtige terreinen wordt hierdoor onherstelbare schade toegebracht. Met name de moerassteekmier Myrmica scabrinodis zal verdwijnen. Deze soort houdt  de bodem en de vegetatie in dit soort terrein luchtig, waardoor èn de zuurstofvoorziening in de toplaag èn de drainage geoptimaliseerd worden. Uiteraard heeft dit ook consequenties voor de overige bodemfauna èn vegetatie.

Bij een harde ondergrond kan machinaal maaien minder kwaad, mits van licht materieel gebruik wordt gemaakt. In de duinen van Bergen (NH) is onderzocht of verlande bomkraters een andere mierenfauna herbergen dan jaar-in-jaar-uit  gemaaide bomkraters. Het meest opvallende verschil was dat in de gemaaide bomkraters de opportunistische wegmier domineerde, terwijl dat in de verlande bomkraters de kwetsbare buntgrasmier L. psammophilus was. In hetzelfde duingebied werd ook gekeken naar het maaieffect in vochtige duinvalleien. Ook hier was de wegmier opvallend dominant in de gemaaide vegetatie (Centaurio-saginetum à Saginetea maritimae) terwijl deze soort ontbrak in de met kruipwilg verruigde delen (RG Salix repens-[Polygalo-Koelerion]).

 

 

laatste update: 23.09.2013