Wat u als natuurbeheerder over mieren moet weten
In natuurlijke ecosystemen zijn mieren in de bodem dominant aanwezig. Dichtheden van 50 nestjes per 100 m2 zijn beslist geen uitzondering. In hoogvenen, oerbossen, broekbossen of droge duinvalleien, overal vormen mieren een belangrijk deel van de zoöbiomassa. Maar ook in minimaal door de mens bestierde ecosystemen is dat zo.
Op eeuwenlang begraasde vroongronden bijvoorbeeld zijn er op elke vierkante meter meerdere mierennesten te vinden in een redelijke mierendiversiteit. Hetzelfde geldt voor buitendijkse gronden.
Naar mate mensen veelvuldiger in de bodem wroeten, wordt zowel de nestdichtheid als de diversiteit lager. In stedelijke gebieden kan lokaal de nestdichtheid hoog zijn, maar is de diversiteit buitengewoon laag. Hetzelfde gebeurt in natuurterreinen waar projectmatig wordt ingegrepen.
Beheerders kunnen grond afgraven, bijvoorbeeld ten behoeve van infiltratiekanalen, of om bemeste grond af te voeren of om stuivende duinen te creëren. In alle gevallen verdwijnen bestaande mierenpopulaties en komt er één soort voor terug, de wegmier Lasius niger. Dit is een soort die vrij ongevoelig is voor bodemverstoring, in tegenstelling tot het overgrote deel van de mierensoorten. Het is bovendien een soort die, vanwege zijn algemeenheid en zijn massale bruidsvluchten, in staat is nieuwe gebieden snel te koloniseren. De enige soort die dit ook kan, maar alleen als de bodem zandig is, is de zwarte zaadmier Tetramorium caespitum. Beide soorten domineren in nieuwbouwwijken, winkelcentra, parkeerplaatsen, industrieterreinen, spooremplacementen, en dergelijke, maar ook in nieuwe natuurgebieden! De bodem is letterlijk vergeven van deze twee soorten. Nieuwkomers zullen met hen moeten concurreren om de ruimte. Een hopeloze strijd.
Op de thans begroeide zandplaat van voormalig werkeiland Neeltje Jans werden dertig jaren na het ontstaan van het kunstmatige eiland slechts deze twee soorten aangetroffen.
Akkers zijn hoegenaamd mierloos. De grond wordt te vaak omgeploegd en de slootkanten te vaak bespoten met bestrijdingsmiddelen. Als een akker aan zijn lot wordt overgelaten vestigen zich mieren. Uiteraard vooral wegmieren en zwarte zaadmieren. De mierendiversiteit van de omgeving bepaalt of in de vestigingsfase, ook andere mieren een kans maken. Een verwaarloosde akker die aan de duinen grenst vertoont in deze fase meer mierendiversiteit dan een zelfde akker in een akkerbouwgebied. |